Modern Day Good Samaritan - Susan E. Brooks |
Overweging in de Protestantse gemeente Houten, zondag 10 juli
Ds. Rebecca Onderstal
Ds. Rebecca Onderstal
Lezing Deuteronomium 30: 9 – 14
Lezing Lucas 10: 25 – 37
Ik zou u graag vraag of u ook een "barmhartige Samaritaan" moment hebt meegemaakt in uw leven. Zo'n moment waarop iemand van wie u het niet verwachtte juist te hulp kwam. Iemand die ver van je af staat of waar je zomaar een oordeel over hebt.. en die dan wel je portemonnaie opraapt en terugbrengt, of je te hulp schiet als je valt op straat of met een lekke band staat.
HOe ziet die barmhartige Samaritaan er uit? Kunstenaars geven hun beeld van wie het is, hier en u, voor hen. Een aantal van die kunstwerken laat ik zien bij deze preek.
25. Er kwam een wetgeleerde die hem op de proef wilde stellen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?
Een kenner van de wet stelt Jezus een vraag. Al zegt de evangelist Lucas dat het bedoeld om Jezus in een hoek te drijven misschien, laten we de vraag even serieus nemen. Wat moet je doen, en wat is de goede weg – en hoe moet je de wet precies uitleggen – het zijn legitieme vragen voor een joods debat.
Met eeuwig leven is niet per se bedoeld: leven zonder einde. Het is eerder het leven van de tijd die komt, leven waarin iets van Gods tijd, Gods koninkrijk te ervaren is. Leven dat raakt aan wat van eeuwigheidswaarde is, en daar niet ver van verwijderd blijft.
Maak ik de juiste keuzes? Kies de weg die naar het leven leidt? Is mijn leven in lijn met wat God wil, wordt God erin zichtbaar? Of juist verduisterd..
Natuurlijk verlangt een mens ernaar om te leven van Gods woord. Het woord heeft een centrale plek in dit verhaal, terwijl in zijn joodse traditie woord en daad één en hetzelfde woord zijn. Dabar.
De wet is niet iets om puur te bediscussieren als interessante theorie. Je moet het doen.
26Jezus antwoordde: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Wat leest u daar?’ 27 De wetgeleerde antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’
De wetgeleerde weet waar de wet om draait: het draait om ‘liefhebben’. Met alles wat je hebt. Met alles wat je bent. De wet is liefhebben.. meer is niet nodig.
(Het is als Maria, in het volgende verhaal dat Lucas vertelt, die aan de voeten van Jezus gaat zitten, terwijl Martha zich uitslooft om het goede te doen. Aan Jezus voeten zitten, God liefhebben, dat is de kern. De wet is liefhebben.
Daarin is Maria het tegenbeeld van Martha die zich verliest in het doen. Het zorgelijke, rusteloze zorgen voor, waardoor ze Jezus aanwezigheid eigenlijk niet echt ontvangt – ze is te druk met haar eigen zorgen, haar zorgen voor. Dat kan zomaar gebeuren.. dat je zo graag wilt zorgen, helpen, dat het veel meer over jezelf gaat dan over de liefde voor God en de ander als jezelf.
28 ‘U hebt juist geantwoord,’ zei Jezus tegen hem. ‘Doe dat en u zult leven.’ 29Maar de wetgeleerde wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Wie is mijn naaste?’
Leven ligt in de liefde, de kern van de wet. Het is as simple as that.. heb lief. De wet heeft de waarheid in zich. En die kent de wetgeleerde als de beste. Hij weet het allang.
Maar dan stelt de wetgeleerde een vraag wie de naaste is. Herkenbaar, want als je het gebod leest als een opdracht om te doen, dan is het oneindig. Uitputtend. Een wereld vol naasten...
Waar begint het en vooral: waar houdt het op?
Mag je grenzen stellen, waar is de liefde voor je eigen gezondheid goed in balans met je liefdevolle aandacht voor een ander. De wereld is oneindig groot, en hoe kun je al dat leed dragen..
Of is wat de wetgeleerde hier doet een poging om grenzen te trekken tussen mensen – onderscheid te maken tussen de eigen mensen, en de anderen, die er buiten vallen. Vraagt hij: wie is mijn naaste niet? Een vorm van uitsluiting. Eén vorm van uitsluiting waar groepen als Samaritanen nogal eens mee te maken kregen.
30Toen vertelde Jezus hem het volgende: ‘Er was eens iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten.
Jezus: er was eens iemand…
Jezus vertelt een verhaal. Hij geeft geen rechtstreeks antwoord en gaat niet in discussie, maar vertelt..
In wie herkennen wij ons, in wie herken jij je - wie staat in dit verhaal het dichtst bij je?
In wie herkennen wij ons, in wie herken jij je - wie staat in dit verhaal het dichtst bij je?
Is het de wetgeleerde die een scherpe vraag stelt, misschien wel uit vermoeidheid, een gevoel van overbelast zijn?
Is het degene die aangevallen wordt en kwetsbaar is, daar zomaar op de grond ligt. Afhankelijk van hulp.
Hoe is dat voor de wetgeleerde? Jezus begint te vertellen over iemand die op reis gaat. Herkent hij zich in diegene.. tot hij verrast wordt en op de grond belandt, slachtoffer wordt?
Of herkent hij zich vanzelfsprekend in de langslopende mannen, die kunnen kiezen - of ze stoppen of niet?
Herken ik me in degene die de keus heeft om verder te lopen? Of sta ik dichtbij de Samaritaan die een buitenstaander is, en weet hoe het is als mensen om je heen lopen, met een boogj En die bereid is om te helpen. Het vanzelfsprekend vindt misschien wel. Omdat hij zich verwant voelt met degene die daar ligt?
(ik realiseer me dat ik de rovers vergeet... maar wie zich in hen kunnen herkennen? In het maken van slachtoffers, het beroven van een ander?)
(ik realiseer me dat ik de rovers vergeet... maar wie zich in hen kunnen herkennen? In het maken van slachtoffers, het beroven van een ander?)
31Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen. 32Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen.
De Leviet of priester zijn beiden gepriviligeerde mensen, uit families die hen voorbestemden voor tempeldienst. Mensen met aanzien, van geboorte af. Met zeven vinkjes, zouden we tegenwoordig zeggen. Verbonden met de tempel. Terwijl de Samaritaan juist gekenmerkt wordt door afstand van die tempel in Jeruzalem. De groep waar hij bij hoort komt daar niet, en wordt ervoor veroordeeld, omdat ze zich verbinden met een andere plek en andere manier om God te vereren.
33Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen. 34Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde. 35De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei: “Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.”
Er zit een praktische kant aan: die Samaritaan die als handelaar onderweg is heeft misschien wel de juiste spullen bij zich: een ezel voor transport van de gewonde, olie om de wonden eerste hulp te geven, iets te drinken. En het lijkt erop dat hij de tijd heeft. Hij is op reis, wordt niet per se ergens verwacht.
Je zou, zoals ik ergens las, hier een goed advies in kunnen lezen: stop je dag niet te vol!
Deze man heeft ruimte over in zijn schema, heeft geen haast.
Een van de beroemdste psychologische onderzoeken gaat over deze haast (dank aan Reinier Sonneveld voor deze info) Priesterstudenten zouden over de barmhartige Samaritaan preken. Terwijl ze naar het zaaltje liepen, lag halverwege de route een acteur die een astma-aanval fakete. Als hun docent had verteld dat ze ruim de tijd hadden, hielp ongeveer twee derde de patiënt, als ze keurig op tijd waren ongeveer de helft, en als ze moesten haasten maar een op de tien!
De moraal: als je dag is volgepland, kun je er weinig bij hebben. Alsje geen ruimte in je agenda open houdt, dan kun je ook niet reageren op wat er zomaar op je pad komt.
Het zijn praktische omstandigheden die helpen, maar er is ook compassie, het vermogen om zijn hart te laten raken. Het woord dat hier gebruikt wordt is vrij plastisch – het gaat letterlijk over geraakt worden. Je maag keert om, je zo raakt het je. Het is een woord dat vaak voor Jezus gebruikt wordt. Hij wordt zo geraakt als hij een moeder ziet wiens zoon gestorven is, de vader van de verloren zoon voelt het ook in zijn buik als zijn jongste weer voor hem staat.
Wat me bezighoudt is: ontstaat compassie vanzelf? Moet je ervoor dichtbij durven komen, om geraakt te worden? En is dat een keus die je maken kunt? Je kunt afstand houden, veilige afstand.
Maar dan blijft nog steeds de vraag: wanneer kom je dichtbij, wanneer heb je daarvoor de ruimte, wanneer kun je je laten raken? En hoe blijf je daarbij overeind?
Je kunt zeggen dat de Samaritaan, hoe barmhartig ook, wel grenzen stelt. Hij geeft wat hij heeft – het vervoermiddel, de ezel, de olie voor de wonden, en zijn geld waarmee hij een bed voor hem regelt, en zorg. Hij neemt de gewonde niet op zijn nek, en ook niet mee naar huis.
Er zijn grenzen aan zijn zorgen, en hij schakelt hulp in.
the Good Samaritan, Dinah Roe Kendall |
-
Hoe je dit verhaal leest, hoe je de vraag hoort, Dat zou wel eens heel goed van je context af kunnen hangen.
In het Westen zijn we gewend om ons af te vragen wie van de drie passanten wij zijn. Terwijl mensen die in een sloppenwijk wonen en ervaren hoe gevaarlijk het kan zijn op straat, of armoede kennen, zichzelf terugzien in het slachtoffer in het verhaal.
Voor hen betekent de vraag 'wie is mijn naaste': van wie kun ik hulp verwachten? Is dat degene van wie je het verwachtte?
Voor hen betekent de vraag 'wie is mijn naaste': van wie kun ik hulp verwachten? Is dat degene van wie je het verwachtte?
De cruciale vraag in dit verhaal is misschien wel deze hoe je de vraag 'wie is mijn naaste' leest of hoort. Doe je dat vanuit degene die schaarse tijd en geld moet inzetten?
Of klinkt die vraag vanaf de grond, daar waar iemand ligt die afhankelijk is en verder geen keus heeft?
De vraag: 'wie is voor mij een naaste? Is er iemand die naar mij omkijkt? Me redt? Waar is God, ben ik alleen gelaten, hier op de grond?'
Wil Jezus misschien duidelijk maken: jij bent een mens die ooit een ander nodig heeft. Ooit ben jij degene die hoopt op een naaste. Op iemand die geen afstand houdt maar dichtbij komt. Je kunt je niet verschuilen in de positie van helper, en gever, van degene die door kan lopen. Ooit, of ergens diep van binnen, ben je niet anders, niet beter, ben je verwant aan degene die daar ligt. Je bent net zo kwetsbaar en afhankelijk.
Ten diepste weet Jezus dat – hij ging ten einde toe die weg, van verwantschap met wie slachtoffer is, de plaats innemend, het lijden delend. Hij werd degene die daar ligt.
En tegelijk is Jezus degene die naast je knielt, als je op de grond knielt, de wonden verzorgt en je redt van de dood.
36Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’ 37De wetgeleerde zei: ‘De man die medelijden met hem heeft getoond.’ Toen zei Jezus tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo.’
Wie is mijn naaste wil zeggen: word ik een naaste? Op het moment dat het voor je neus gebeurt? Het is geen theoretische discussie, over waar je wel en niet voor moet inzetten. Maar het is wie je op je pad vindt, voor je voeten, en wie je dan bent, of worden wilt.
Vincent van Gogh |
Het draait uiteindelijk om de liefde.
Reacties
Een reactie posten